Op zoek naar de schatten van de Vecht

Sommige lezers weten het misschien nog: in het jaar 2000, toen we nog met guldens betaalden, vestigden mijn gezin en ik zich in Oudleusen. Achteromkijkend moet ik vaststellen dat ik nog nooit zo lang op één plek heb gewoond als in de Muldersstraat van Oudleusen. En statistisch gezien is de kans klein dat dit record nog eens wordt verbroken in de jaren die komen.
Helemaal afkicken van mijn verlangen naar de zee zal nooit lukken, maar ik heb er een hobby bijgekregen: de Vecht.
Met de Vecht heb ik enorm geboft, het is namelijk mijn werk geworden. Mijn opdrachtgevers gaven me de kans me helemaal te omringen met de rivier. En ik kreeg toestemming een boekje te schrijven over de Vecht.
Dat betekende ruim een jaar onderzoek naar wat zich afspeelt op, in en bij de Vecht. Ik reisde af naar Darfeld, Eggerode, Schöppingen, en alle andere interessante plekken die maar één ding gemeen hebben, namelijk de Vecht. Ik fietste een stukje Vechtdaltoer, liet me meevoeren op de toeristische rondvaarten in Nordhorn, beklom de burcht van Bentheim en bestudeerde de Schöppingerberg, waar Beatrix nog eens is geland met een helikopter, om de Nederlandse Navo-basis te bezoeken.
Met mijn fotograaf scoorde ik wonderlijke beelden, drone-opnamen van bruggen, steden, kunstwerken en plekken waar rivieren samenkomen. Samen struinden we door het gras om de juiste invalshoek te vinden, we klommen over hekken, en spraken met molenaars, boswachters, burgemeesters en predikanten langs de Vecht.
Uiteindelijk sloot ik me maandenlang op in mijn werkkamer om mijn verhaal te schrijven. En ook achter mijn bureau kwam ik de meest wonderbaarlijke verhalen tegen. Zo las ik een bericht van Trouw waarin de schrijver een Jezus met twaalf tenen in Eggerode opvoerde, voor iedere apostel één. Op internet kon ik niets terugvinden over het schilderij met de twaalf tenen, behalve in een verslag van de vereniging Oud-Ommen, drie jaar later. Je kon zien dat ze het artikel van Trouw ernaast hadden gelegd.
“Liefje, ik neem even de auto mee.”
“Hoe lang heb je hem nodig?”
“Een uurtje of vier.”
“Wat moet je dan doen?”
“Even naar Eggerode. Tenen tellen.”

Bert van den Assem