Hout 1

Toen rond 1640 het meeste veen was ontgonnen in het noordelijk deel van de marke van Leusen bleef er een kaal gebied over met bouwland, sloten, kanaaltjes en dijken. Daar ontstond geleidelijk aan Nieuwleusen. Er was gebrek aan mest dus kon niet alle bouwland meteen in gebruik genomen worden. Op deze gronden ging zandheide groeien waar de schapen op konden grazen.  Alle turf die in het gebied was gestoken werd al snel verkocht en daarom moest er hout voorhanden zijn om te stoken, voor bouwmateriaal en gereedschappen. Dus werden er in relatief korte tijd enorm veel bomen aangeplant en dit was ook bedoeld om nieuwe zandverstuivingen te voorkomen.  Rekeningen van de aanplant zijn bewaard gebleven en geven een indruk van de grote hoeveelheid nieuwe aanplant. Blijkbaar gedijden de bomen goed in de zachte, veenachtige grond. In 1649 werden er 4000 bercken gekocht en gepoot. Er werden eickelen gekocht en gezaaid en de jonge planten (telgen) werden dan weer getrokken en ergens aangeplant en zo kreeg Nieuwleusen ook zijn houtsingel. Ook in Oudleusen werd geplant want in 1650 werden er te Losen (Leusen) 1000 elsen gepottet. 27 mei: Ter Loosen 5 sijngels omme spaden. Het gaat hier waarschijnlijk om het rooien en afgraven van een oude singel. Daar werkten 5 arbeiders 6 dagen aan en ze verdienden per dag 12 stuivers. In dat jaar werden er ook 225 telgen gepoot en daar werkten weer dezelfde arbeiders aan dus zijn waarschijnlijk dezelfde singels weer nieuw ingeplant. De arbeiders waren: Jan Roleffsen, Jan Bersen, Jan Graven, Hendrick Kodde en Junge Jan Roleffsen. Houtsingels waren ook belangrijk als afrastering voor het vee om ze van de akkers weg te houden.
(uit Heeren van de Ligtmis van Wim Visser)

Historische werkgroep Oudleusen – Willie van Oenen