Het Mennenhuijs (3/slot)

Interessant is het doorkijkje dat Van Beek geeft in zijn artikel ‘Welke boerderijenamen  waren de oudste in Welsum’ (Dalfser Courant). Het erf Uijtzetter is volgens hem in het begin van de 17e eeuw afgesplitst van  het middeleeuwse erf Rudolvink, (verbasterd tot Luddelvinc) dat er schuin tegenover lag, aan de Dalfser kant, en het erf Wenema van Wilsum, ofwel Meijerink, ofwel Hilgenkamp. Het oorspronkelijke erf Ludolvink staat volgens hem op de kadastrale kaart 1832  als ‘Zielman’ geboekt.

Uijtzetter wordt bij de volkstelling 1795 het Nieuwmeijers genoemd, met als bewoner Hermannus  Splinter.

Nu nog even terug naar het Mennenhuis. Op de kaart van 1832  is te zien dat het Mennenhuis groter is dan de omringende huizen (Broodsnijder, Broekhaar en Sneidershuis). Het Mennenhuis stond ongetwijfeld met de kop op het oosten, gericht naar de Wiggherink, op de plek waar nu de grote kapschuur staat. Ook bij andere buitenplaatsen stond de hofboerderij immers met het gezicht naar het Huis, bijvoorbeeld op de Horte en ook bij de Hof van Leusen (zie kaart Pieter e la Rive, begin 18e eeuw).

Het oorspronkelijke Mennenhuis is, volgens de overlevering, afgebrand en niet weer opgebouwd. De schuur erachter werd verbouwd tot boerderij met woonhuis.

Wat betreft de naam Schut Arend rest nog de opmerking dat de toevoeging ‘Schut’ wijst op het schutten van vee. Het opvangen van vee dat tegen de regels in op markegrond graasde.

En resumerend tellen we ten minste vier generaties. Achtereenvolgens: Gerrit Arends (1675, op Uijtzetters  Erve), Schut Arend, Gerrit Arends (Gerrit Mennen) en Hermina Gerrits.

 

Historische Werkgroep Oudleusen