Geldbuidel.

Hij was op vakantie geweest.
Altijd had hij de geldbuidel diep in de zak van de korte broek gestopt. Dat geld had hij in contanten opgenomen voor het geval de pinpas weigerde in het verre buitenland.

Op de terugweg was de temperatuur zover gedaald dat hij een spijkerbroek aan moest.

En die heeft geen diepe zakken.

In de linker zak, samen met het mondkapje, was plek.

Komt ie thuis en wil even kijken wat er nog aan contanten over is. Blijkt de geldbuidel verdwenen.

Waar kan dat gebeurd zijn. De buidel is natuurlijk uit zijn zak gevallen. Dat kon zijn toen hij wildplaste. Toen had ie de broek helemaal losgeknoopt. Mogelijk was toen de buidel uit de zak gevallen.

Of.. het was gebeurd toen hij moest afrekenen bij de laatste camping. Toen had hij in de zak naar het mondkapje gevist, mogelijk even de buidel terzijde gelegd.

Rara. Thuis had hij nog gebeld naar de camping : Of ze daar misschien een Geldbeutel gefunden hätten.

‘Nein, Nichts’. Ze zouden hem anrufen wenn der beutel gefunde wäre.

Hij heeft nog het verlies opgegeven bij de reisverzekering in de hoop dat die het contante geld zou vergoeden.

Doordenkend schiet hem iets lelijks te binnen. In een restaurant had de ober kunnen zien dat hij de buidel in de diepe zak stopte en.. bij het verlaten van de zaak had die ober hem vriendschappelijk in de schouder geknepen…Hij weet dat, als je krachtig wordt aangeraakt op een bepaalde plek, je niks voelt op een andere plek op je lichaam. Hij weet van zakkenrollers dat die bij slachtoffers de schouderklop toepassen om tegelijk met de andere hand de portefeuille uit het colbert te vissen.

Het gaat om 400 euro.
Toch jammergeld. Het motto van deze column: hand op de knip.
Bertus Grotenhuis.